28 april 2015: van Moissac naar Auvillar.
Gisterenavond hebben we nog snel onze treintickets voor Moissac geregeld. De 60+ reductiekaart die ik vorig jaar kocht, was nog net niet verlopen en kwam dus goed van pas.
Omdat de eerste trein van 6 uur ons echt té vroeg leek, zijn we omstreeks 6 uur opgestaan en hadden zo ruim de tijd om nog in het hotel te ontbijten, om vervolgens in alle rust naar het station te kunnen wandelen, om op tijd te zijn voor de trein van 7 uur. Hotel ‘Les Ambassadeurs‘ ligt op een steenworp van het station, ‘Gare Matabiau‘.
Na een dik uur treinen arriveerden we in Moissac. Omdat het station, zoals we nog wisten van vorig jaar, aan de Jacobsweg ligt, konden we meteen op pad.

We waren niet de enige pelgrims die vandaag in Moissac arriveerden om vanaf daar hun Via Podiensis aan te vangen of verder te zetten.
Bij het verlaten van Moissac hadden we voor onze wandeling de keuze uit twee opties: kilometers lang langs een kanaal of deels langs een kanaal, afgewisseld met stroken via heuvels en dalen. De tweede optie kreeg onze voorkeur, ondanks dat deze route wat langer en ook wat lastiger is. Afwisseling en meer natuurschoon krijgen we ervoor in de plaats. Dat geldt zeker als het weer, zoals vandaag, meezit. Een bleek zonnetje, een zachte bries en een blauwe hemel met mooie wolkenformaties. Je kunt je een slechtere start voorstellen.
De eerste vlakke kilometers langs het ‘Canal de Garonne‘ stellen ons in staat om langzaam warm te lopen en volop te genieten van dit onderdeel van ‘le canal du deux mers’ dat de Middellandse zee en de Atlantische Oceaan via het water met elkaar verbindt. Het eerste gedeelte van dit kanaal, het Canal du Midi, staat reeds geruime tijd op de lijst van het Werelderfgoed van de Unesco. Het was de ‘selfmade ingenieur’ uit Béziers, Pierre-Paul Riquet die in 1666 startte men met de aanleg van dit Koninklijk Kanaal. Het kostte de 12000 arbeiders ongeveer 14 jaar om het kanaal handmatig uit te graven en te voorzien van bruggen, aquaducten en sluizen.

Samen met het beroemde Canal du Midi (1666-1681) vormt het Canal de Garonne (1838-1856) het Canal des Deux Mers en verbindt Sète aan de Middellandse Zee met Bordeaux aan de Atlantische Oceaan (ca. 525 km)
Op dit traject ontmoeten we Marieke uit Amsterdam en een Oostenrijkse wandelaar die de we volgende dagen geregeld ontmoeten, hetzij onderweg, hetzij in de gîte waar we overnachten. We zijn vandaag nog even op de Causses, maar de overgang naar de Gascogne (departement van de Gers) laat zich nu reeds aanzien. De natuur toont zich lieflijker, opener en rijker. Het lijkt er op dat de lente hier al verder staat dan bij ons: witte, gele en paarse lis, rozen en blauwe regen staan al volop in de bloei.
Pas na 12 km komen we het eerste dorpje tegen. Maulause, gelegen op de rechteroever van de Garonne, is een plaatsje van nog geen 1.000 inwoners en hier valt behalve een stationnetje aan de grote spoorlijn van Toulouse naar Bordeaux, amper iets te beleven. We besluiten om op een bankje in het midden van het dorp te picknicken. Water, brood en beleg kunnen we inkopen in de enige épicerie die het dorpje rijk is. Ook al kunnen we genieten van een flauw zonnetje, door het stilzitten gedurende de picknick hebben we het frisjes gekregen en na een deugddoende hete koffie in de tegenovergelegen pizzeria, maken we ons op voor de laatste 8 km van vandaag. We passeren achtereenvolgens Pommevic (ca. 600 inwoners) en Espalais (ca. 400 inwoners) om na een relatief steile klim onze eindbestemming van vandaag, Auvillar, binnen te wandelen samen met onze Oostenrijkse medewandelaar. Via hem komen we terecht bij de privé gîte van Gerhard en Marie-José Schneider midden in het historische centrum. Wij kijken uit op het het driehoekige plein met zijn imposante graanhal die dateert van het begin van de 19e eeuw, omringd door schitterende historische gebouwen met arcaden. Behalve deze markante Place de la Halle, heeft dit plaatsje, dat m.i. terecht prijkt op de lijst van ‘les plus beaux villages de France‘, nog veel meer te bieden. Zo is er de Tour de l’Horloge die destijds ook dienst deed als gevangenis, een tegelmuseum (faïence) die de evolutie van de faïence in Auvillar van 1750 – 1900 evoceert en een mooie St.Pieterskerk.

Auvillar: in vroegere tijden was Auvillar een gallo-romeins stadje (Alta Villa) dat door zijn ligging op een hoge rots aan de Garonne, dienst deed als oppidum.

Na de gallo-romeinse tijd was de rust in Auvilar ver te zoeken. Tot de 12e eeuw waren er regelmatig invallen van de Noormannen, daarna stond het stadje achtereenvolgens onder gezag van de graven van Amagnac, de koningen van Navarra, de Franse kroon (Henri IV) en was Auvillar vanwege zijn ligging een begeerde plek tijdens de 100-jarige oorlog en de godsdienstoorlogen.
Comments are closed.