14 juli 2013: van St-Côme-d’Olt naar Estaing
Na een uitstekende nachtrust in het Couvent de Malet, vertrekken we omstreeks 8.00 uur na een eenvoudig ontbijt voor een relatief korte wandeling naar Estaing (16 km). St-Côme-d’Olt verkeert kennelijk nog in diepe rust, hetgeen ons niet belet om te genieten van de charme van dit bijzondere galloromeinse stadje. Behalve zijn parochiekerk met opvallende spiraaltoren (‘clocher tors‘) zijn er de 15e en 16e eeuwse huizen in dito straatjes, zijn omwallingen en het 16e eeuwse kasteel dat momenteel als stadhuis dienst doet. Het stadje draagt dan ook terecht, samen met 155 andere Franse plaatsen, het predikaat ‘Plus Beau Village de France’.
Na het verlaten van St-Côme volgen we de D6 gedurende anderhalve kilometer langs de linkeroever van de de Lot. Ondanks het asfalt is dit een uiterst genietbare wandelstrook dankzij de aanwezige schaduw en het stromende water. Hierna verlaat de GR65 de D6 abrupt, om zich ongenadig steil voort te zetten langs een smal en moeilijk begaanbaar pad waar geen eind aan lijkt te komen. Als we onze gids goed gelezen hadden, dan wisten we dat er een vlakke, 2 km kortere alternatieve route bestond naar Espalion. Het pad dat we nu volgden leidt over een steile heuvelrug naar het beeld van de La Vierge Notre-Dame-de-Vermus, dat zich op de top van de heuvelrug bevindt. Alvorens het beeld te bereiken moesten we een oude vulkaanschoorsteen, de Puech de Vermus, oversteken.
Boven op de top konden we genieten van een adembenemend uitzicht op de vallei: de Lot, de bergruïne van Calmont d’Olt aan de overzijde en de stadjes St-Côme-d’Olt en Espalion. Misschien hadden we dit wel allemaal gemist als we vooraf van de alternatieve route op de hoogte waren geweest. Toekomstige wandelaars kunnen de afweging maken: een relatief vlakke kortere weg naar Espalion via de D6 óf de langere, zwaardere, maar ook (bij helder weer) zo veel mooiere route over de heuvelrug.
Omstreeks 10.30 uur arriveren we in Espalion. Ondanks het feit dat het zondag is, is er toch volop bedrijvigheid. We betreuren het een beetje dat we Espalion niet als halteplaats voor overnachting gepland hebben, want behalve de gezellige drukte is er ook veel te bezichtigen en te ontdekken. Nu konden we enkel kortstondig genieten van de 13e eeuwse gotische brug over de Lot, de Romaanse kerk in rose en witte zandsteen en ‘La Chapelle de Perse‘, een voormalige Benedictijnse priorij. We doen hier onze inkopen voor de middaglunch en genieten volop van een café au lait met gebak op de place de mairie.
We verlaten Espalion en het pad loopt opnieuw, dit keer via een zandpad, langs de linkeroever van de Lot. We merken op dat zich op regelmatige afstand een bordje op een boom bevindt met de mededeling dat sportvissen toegestaan is, maar er een terugzetplicht geldt. Later vernemen we dat dit in Frankrijk niet ongewoon is en bekend staat onder de benaming ‘traject no kill‘. Het pad verlaat na enige tijd de rivieroever om via een woongebied uit te komen op de D566. Pas 2 km verder kunnen we deze D-weg verlaten naar St-Pierre-de-Bessuéjouls. Bij de 11e eeuwse gotische Petruskerk (rode zandsteen) treffen we het Zwitsers gezelschap opnieuw. Eén van de dochters ontbreekt en heeft blijkbaar gekozen voor de asfalt wegroute. De kwieke zeventiger van het gezelschap klaagt niet en heeft de klim naar het Mariabeeld kennelijk goed verteerd.
Bij het gemeentehuis, dat even verderop ligt, kunnen we onze watervoorraad aanvullen. Mentaal niet voorbereid op wat gaat volgen, klimt het pad plots steil omhoog door een eikenbos. In deze beklimming zitten stukjes waar je net zo goed een ladder had kunnen plaatsen. Bij aanhoudende regen, en zeker bij sneeuwval, is dit traject echt niet te doen. Na een half uur klimmen én afzien zijn we boven (Le Briffoul, 490 m) en zien in de verte Espalion onder aan onze voeten liggen. De temperatuur is inmiddels tot ruim 30 graden opgelopen en we snakken naar een geschikte picknickplaats, die we uiteindelijk vinden in de schaduw van het kerkje van Trédou. Even later arriveren een moeder en een dochter om te profiteren van de zeldzame schaduw. Alvorens zelf te lunchen beginnen ze ongegeneerd met hun voetverzorging. Dat blijkt nodig te zijn. Zelf prijzen we ons gelukkig dat onze voeten nog steeds in prima conditie verkeren. Angelique dankt dr. Scholl, ik ben de apothekeres van Nasbinals erkentelijk voor haar zalfje.
Op weg naar Estaing passeren we achtereenvolgens de gehuchtjes Les Camps en Verrières en laten even verderop het pad letterlijk links liggen en lopen via de D100 naar Estaing. De Jacobsweg blijft aan de linkeroever van de Lot en loopt, voor je de brug over de Lot naar Estaing moet oversteken, naar links. We vinden enkele 10-tallen meters verder moeiteloos onze gite voor de volgende nacht. We worden ontvangen door een in eerste instantie wat norse uitbaatster. Omkleden, douchen en wat rusten zijn nu onze eerste behoeften, waaraan we maar al te graag toegeven.
Aangezien ons pension geen mogelijkheid voor maaltijden biedt, zoeken we ons heil in het dorpje zelf. Ondanks het feit dat het vandaag nationale feestdag is in Frankrijk, maakt Estaing een slaperige indruk. Het imposante 15e eeuwse kasteel dat trots de rechteroever domineert, kan hier niets aan veranderen. Het ‘salon de livres’, een eufemisme voor een kleine 2e handsboekenmarkt op het pleinje voor de post, telt meer verkopers dan bezoekers en de talrijke souvenirwinkeltjes wachten tevergeefs op hun cliëntèle. In een restaurantje kiezen we voor het ‘menu Estagnol’ (= inwoner van Estaing). Vooral de aligot, nu geserveerd met een lekkere steak, bevalt uitstekend.
Comments are closed.