1 mei 2014: van Figeac naar Gréalou.
Na de Margeride en de Aubrac is thans vanaf Figeac de doorsteek van de Quercy aan de orde. Te beginnen bij de haut Quercy, die op het kruispunt van de Lot en de Tarn-en-Garonne overgaat in de bas Quercy. Wie Qeurcy zegt, zegt ‘les causses’, een oceaan van stenen bestaande uit kalkachtige plateaus waar behalve wat laag struikgewas en hier en daar wat magere eiken en een eenzaam lavendelveld, niets, maar dan ook niets groeit. Een onherbergzaam en dunbevolkt gebied.
Na een karig ontbijt in de plaatselijke gîte, waarbij de acht overnachters beurtelings aan een tafel van vier konden aanzitten, gingen we op pad. Van de dag van de arbeid, het is 1 mei vandaag, viel amper iets te merken in Figeac, behalve dat de plaatselijke schoolgaande jeugd op diverse plaatsen meiklokjes verkocht voor het goede doel. Alle voedingswinkels waren open en er leek een normale bedrijvigheid. Het kostte ons dan ook geen moeite om een bakker te vinden om de proviand voor vandaag in te slaan. Na een kwartiertje wandelen lieten we de typisch smalle straatjes achter ons en staken via een voetgangersbrug ‘Le Célé’ over richting La Cassagnole, 5 kilometer verderop. Aan de leuning van de brug hingen meerdere ‘Cadenas d’amour’, liefdeshangslotjes die koppeltjes aan de brugleuning vastmaken als teken van eeuwige liefde, waarna het sleuteltje in het water wordt gegooid. Een stukje folklore in navolging van dit ritueel op de Parijse Pont des Arts, waartegen de Parijzenaars thans heftig protesteren vanwege de ongebreidelde proporties die deze traditie daar begint aan te nemen.
De Franse meteo was niet positief over vandaag en dat merkten we na ongeveer een uur wandelen, toen een miezerregen ons deed besluiten onze poncho’s boven te halen. Na een uur bleken de poncho’s niet meer nodig en dat bleef zo voor de rest van de dag, ofschoon de neerslagdreiging nooit ver weg was.
De etappe van vandaag kon opgedeeld worden in twee delen: een eerste deel met voor het merendeel asfalt, een aangename afwisseling na het modderbad van gisteren, maar in de zomer bij hoge temperaturen een zware dobber, zo veronderstellen we. Het tweede deel ging over onverharde paden, met af en toe modder, maar meestal goed begaanbaar.
Ofschoon de causses op hun hoogste punt amper 400 meter hoog zijn, is het traject nooit vlak. Het verschil in hoogtemeters is niet erg groot, maar de glooiingen in het landschap zorgen behalve voor charmante vergezichten, ook voor het nodige stijgen en dalen. Tot nog toe kwam het ons voor dat het landschap vanaf Conques bijlange na niet de schoonheid van de Margeride en de Aubrac kon evenaren. Toch raakten we vandaag geregeld gecharmeerd van de uitgestrekte weilanden met hier en daar een ‘cazelle’ die zo typisch zijn voor deze streek. Ook de wandelpaden, afgebakend met stapelstenen muurtjes, zijn een lust voor het oog en dwingen respect af voor de ambachtslieden die lange tijd geleden deze constructies voor mekaar brachten.
Qua stiltebeleving en uitnodiging tot introspectie kan dit traject de vergelijking met de Meseta op de Camino Frances doorstaan. Nauwelijks volk onderweg, weinig afwisseling en ver van de bewoonde wereld. La Cassignole, Faycelles, Mas de la Croix, het waren de enige plaatsjes op het traject van vandaag en voor je hun naam hebt uitgesproken, ben je ze bij wijze van spreken al weer gepasseerd. Bevoorraden onderweg is meestal niet aan de orde en daarom is het aangeraden bij het vertrek je zaken voor onderweg in te slaan. In Faycelles hielden we halt bij het plaatselijke kerkje om een overledene uit onze kennissenkring, die gisteren begraven was, te gedenken.
In de buurt van Mas de la Croix troffen we, helemaal buiten de bewoonde wereld, een (nieuwe?) gîte aan. Onder het genot van een deugddoende kop koffie ontstond een plezierig gesprek met de eigenaar, die zo aardig was om op onze vraag naar gebak, ons door de vrouw des huizes (niet voor de verkoop bestemde) bereide cake van kastanjes en vijgen aan te bieden. Ook vandaag troffen we onderweg weer ‘dé Japanner’, zoals hij door de overige pelgrims genoemd wordt. Altijd alleen, zwaar bepakt, mondjesmaat Engels sprekend, met niet al te best schoeisel, maar altijd lachend en op de vraag hoe het gaat nimmer een klagend woord. Bij het binnenlopen van Gréalou namen we afscheid, maar zagen hem de volgende dagen geregeld opnieuw.
Hij had in elk geval ongelijk om geen onderdak te zoeken bij Les Volets Bleus. Hier baat de uit Zwitserland afkomstige Esther Marcoux sinds 2000 een gîte uit die inmiddels een begrip is geworden onder de wandelaars. Esther is een gepassioneerd schilder en beeldhouwer (vele werken zijn ter plekke te bewonderen) en charmante gastvrouw, die haar gasten snel op haar gemak stelt en verwent met een eenvoudige, maar oprechte keuken in haar smaakvol ingericht interieur De maaltijd gebruikten we samen met 4 Franse wandelaars die we al eerder ontmoet hadden en na afloop van de maaltijd konden we genieten van haar muzikaal talent als accordeonniste.
Comments are closed.